Het kabinet wil de brede weersverzekering voor landbouwers aantrekkelijker maken door deze vrij te stellen van assurantiebelasting. Dat heeft de staatssecretaris van Financiën gezegd in reactie op een motie van de Tweede Kamer waarin om die vrijstelling is gevraagd. De staatssecretaris tekent daarbij aan dat niet zeker is of een vrijstelling van assurantiebelasting EU-rechtelijk houdbaar is, omdat er al een tegemoetkoming voor de premie van de brede weersverzekering bestaat. De Europese Commissie zal worden verzocht om goedkeuring te verlenen aan de invoering van de vrijstelling in de assurantiebelasting voor de brede weersverzekering. Het is de bedoeling dat een voorstel tot invoering van de vrijstelling wordt opgenomen in het Belastingplan 2020.
Btw-heffing kortingsbonnen
Per 1 januari 2019 verandert de wet- en regelgeving voor de heffing van omzetbelasting ten aanzien van vouchers. Dat is het gevolg van een aanpassing van de Europese btw-richtlijn 2006. In verband hiermee wordt het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (UBOB 1968) aangepast. In het UBOB 1968 is een regeling opgenomen voor de btw-behandeling van zegels en waardebonnen.
Het gaat om gevallen waarin de ondernemer bij de levering van goederen aan zijn afnemers gratis waardebonnen verstrekt, die bij hem of bij een andere ondernemer kunnen worden ingewisseld tegen goederen, al dan niet met bijbetaling. Waardebonnen die kunnen worden ingewisseld tegen goederen of diensten zonder bijbetaling vallen onder de per 1 januari 2019 geldende wettelijke regeling voor vouchers. Waardebonnen die kunnen worden ingewisseld tegen goederen of diensten met bijbetaling zijn kortingsbonnen. Voor kortingsbonnen wordt een regeling opgenomen in het UBOB 1968. De nieuwe regeling gaat ook gelden voor waardebonnen die niet gratis worden verstrekt. Er zijn waardebonnen die naar keuze kunnen worden gebruikt als voucher voor bepaalde goederen of diensten of als kortingsbon voor andere goederen of diensten. Deze waardebonnen vallen onder de toepassing van het UBOB 1968 voor zover zij worden gebruikt als kortingsbon. De regels voor kortingsbonnen in het UBOB 1968 sluiten aan op de in de Wet OB 1968 opgenomen heffingsregels voor vouchers.
De nieuwe regeling voor kortingsbonnen is als volgt. De ondernemer, die bij de levering van goederen of diensten kortingsbonnen verstrekt, wordt btw verschuldigd over de vergoeding, ook als een deel van de vergoeding betrekking heeft op de kortingsbonnen. De verstrekking van de kortingsbonnen heeft pas gevolg voor de btw-heffing bij de inwisseling ervan. Over de bijbetaling bij de inwisseling van de kortingsbonnen moet btw worden berekend vermeerderd met het bedrag dat voor de bonnen is betaald.
Is de lening aan de bv (nog) zakelijk?
Een lening die een dga verstrekt aan zijn bv valt door de werking van de terbeschikkingstellingsregeling in box 1 van de inkomstenbelasting. De rente die de bv betaalt is aftrekbaar van de winst en bij de dga progressief belast. Wanneer de bv niet meer aan haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen, is de vordering minder waard. De dga kan deze waardevermindering ten laste van zijn inkomen brengen, tenzij de lening onzakelijk is. Dat is het geval als de dga een debiteurenrisico loopt dat een onafhankelijke derde niet zou hebben geaccepteerd. De waardevermindering van een onzakelijke lening is een netto vermogensverlies.
Voor u overgaat tot het verstrekken van een lening aan uw bv is het raadzaam na te gaan of een bank bereid zou zijn om een financiering te verstrekken op vergelijkbare condities om het risico op onzakelijkheid van de lening te verkleinen. Factoren die de zakelijkheid van een lening beïnvloeden zijn de hoogte van de lening in verhouding tot het eigen vermogen, de looptijd, de aflossingsverplichtingen, het rentepercentage, een achterstelling bij andere schulden en de verstrekte zekerheden. Overigens geldt ook bij borgstelling voor schulden van de bv dat u zakelijk dient te handelen.
Om discussie over de zakelijkheid te beperken is het raadzaam om een leningovereenkomst op te stellen en een zakelijke rente en zakelijke aflossingsvoorwaarden te hanteren. Vergeet niet om zekerheden te vragen en pas zo nodig een bestaande leningovereenkomst aan.
De vastgelegde afspraken moeten uiteraard worden nagekomen. Als de bv niet voldoet aan de aflossings- of renteverplichtingen komt de lening in een ander daglicht te staan.
De bijtelling voor de auto van de zaak
Voor het privégebruik van een auto van de zaak moet een bijtelling bij het loon van de werknemer worden gedaan. De standaardbijtelling bedraagt sinds 2017 22% van de catalogusprijs van de auto. Voor auto’s die voor 2017 zijn aangeschaft of geleaset gelden andere percentages. Lagere bijtellingen gelden gedurende 60 maanden. Daarna geldt de standaardbijtelling. Voor auto’s van voor 2017 bedraagt de standaardbijtelling niet 22 maar 25%.
Bijtelling elektrische auto
De bijtelling voor een elektrische auto bedraagt 4% van de catalogusprijs. Met ingang van 2019 is de verlaagde bijtelling beperkt tot de eerste € 50.000 van de catalogusprijs en geldt voor het meerdere de reguliere bijtelling van 22%. Dit geldt voor auto’s die op of na 1 januari 2019 op kenteken zijn gezet.
Overweegt u de aanschaf van een duurdere elektrische auto, investeer dan nog in 2018 om gedurende 60 maanden over de gehele catalogusprijs het voordeel van de lage bijtelling te hebben. Omdat de verlaagde bijtelling voor een periode van 60 maanden vanaf de datum waarop de auto op kenteken is gezet geldt, kunt u overwegen om een jonge gebruikte elektrische auto aan te schaffen. Dat kan ook nog in 2019. U profiteert dan niet van de verlaagde bijtelling over de volle 60 maanden, maar over de resterende maanden.
Controleer de rittenadministratie
Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als uw werknemer kan bewijzen dat hij op jaarbasis niet meer dan 500 km privé rijdt met de auto. Dat bewijs kan hij leveren met een sluitende rittenadministratie. U moet deze rittenadministratie controleren en bij de loonadministratie bewaren. Klopt de administratie niet, dan moet u bijtellen bij het loon van de werknemer. Ook bij gebruik van een “verklaring geen privégebruik” moet uw werknemer kunnen bewijzen dat hij op jaarbasis niet meer dan 500 km privé met de auto rijdt.
Verhoging lage btw-tarief
Het lage tarief van de btw is onder meer van toepassing op eerste levensbehoeften en op een aantal arbeidsintensieve diensten. Onderdeel van Belastingplan 2019 is een verhoging van het lage btw-tarief van 6 naar 9% met ingang van 1 januari 2019. Er komt geen overgangsmaatregel. Dat betekent dat het moment waarop de btw verschuldigd is, bepaalt hoe hoog het lage btw-tarief is.
Vooruitbetalingen
Op in 2018 ontvangen vooruitbetalingen is het tarief van 6% van toepassing, ongeacht wanneer de factuur wordt verzonden of wanneer de prestatie wordt verricht. Wil sprake zijn van een vooruitbetaling, dan moeten alle relevante elementen van de prestatie bekend zijn op het moment van de betaling.
Reguliere betalingen
Voor reguliere betalingen voor prestaties maken we onderscheid tussen drie situaties.
- Bij toepassing van het kasstelsel is btw verschuldigd op het moment waarop de betaling wordt ontvangen. Is dat in 2018, dan geldt het tarief van 6%. Is dat in 2019, dan is het tarief 9%.
- Heeft de ondernemer een factureringsplicht, dan is de btw verschuldigd op het moment van uitreiken van de factuur. Een factureringsplicht geldt voor prestaties aan andere ondernemers en aan rechtspersonen die geen ondernemer zijn. Ook geldt een factureringsplicht voor afstandsverkopen en intracommunautaire leveringen. Als de prestatie nog niet is verricht, is er nog geen factureringsplicht.
- Heeft de ondernemer geen factureringsplicht en past hij niet het kasstelsel toe, dan is de btw verschuldigd op het moment waarop de prestatie wordt verricht. Is dat in 2018, dan geldt het tarief van 6%; is dat in 2019, dan geldt het tarief van 9%. Het moment waarop de factuur wordt uitgereikt is niet van belang in dit geval.
Btw-aangifte vierde kwartaal
Bij de btw-aangifte over het vierde kwartaal moet u rekening houden met een aantal zaken.
Denk aan de afdracht over privégebruik
Bij de aangifte over het laatste kwartaal moet u btw afdragen over privégebruik van zaken die tot de onderneming behoren. Voor het privégebruik van de auto kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. U draagt bij de aangifte over het laatste tijdvak van het jaar 2,7% van de catalogusprijs van de auto af. In plaats van de forfaitaire regeling kunt u btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan voordeliger zijn, maar u moet de omvang c.q. de kosten van het privégebruik wel kunnen bewijzen. Voor een auto die inclusief het jaar van ingebruikname vijf jaar in de onderneming is gebruikt, geldt een lager forfait van 1,5%. Heeft u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag u voor de berekening van het privégebruik altijd uitgaan van het lagere forfait.
Denk aan de herziening aftrek voorbelasting
De btw op bedrijfsmiddelen komt in aftrek naar gelang van de mate waarin u de bedrijfsmiddelen voor btw-belaste prestaties gebruikt. Heeft u de btw op bedrijfsmiddelen in het verleden geheel of gedeeltelijk in aftrek gebracht, dan moet de aftrek worden herzien als de mate van gebruik voor belaste prestaties verandert. Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn negen jaar, volgend op het jaar waarin u de zaak bent gaan gebruiken. Voor roerende zaken, waarop wordt afgeschreven, bedraagt de herzieningstermijn vier jaar volgend op het jaar van ingebruikname. Bent u een bedrijfsmiddel in 2018 meer gaan gebruiken voor vrijgestelde prestaties, dan moet u de herzienings-btw verwerken in de laatste aangifte van dit jaar. Heeft u door het veranderde gebruik in het verleden te weinig btw in aftrek gebracht, dan heeft u recht op teruggaaf van herzienings-btw. Ook deze teruggaaf verwerkt u in de laatste aangifte van het jaar.